Nijntje krijgt van vader pluis haar eigen tuintje in de grote tuin. Zij trekt haar tuinbroek aan en gaat aan de slag: de grond omspitten, harken, zaaien, en water geven. ‘de kleine plantjes werden groot/ wat was het vlug gegaan/ voorzichtig trok zij er een uit/ er zat een peentje aan’. Nijn plukt de peentjes en brengt ze naar moeder. Die maakt ze schoon en met z’n drieën smullen ze er heerlijk van!